Ik ben een sok
Ik ben één van een paar
Ik ben een sok
Ik ben eenzaam zonder haar
Heel alleen zwerf ik zonder haar
In een kast wat achteraan
Alleen in de was wit of bont
Zielig alleen hang ik te drogen
Ik mis m’n wederhelft
‘Tis niet gelogen
Eenzaam en dapper onderga ik mijn lot
En eindig in ’t poetsmandje tot slot